Op de hooggelegen Oostermeent hield een droge sloot het vee niet binnen.het weidegebied. Prikkeldraad ontbrak tot aan het begin van de twintigste eeuw. Een koedijk, bestaande uit opgestapelde graszoden, vormde een goedkope omheining. Aan de binnenzijde van de rechte ‘’muur’’ was een smalle greppel. Koeien konden hierdoor niet vlak langs deze muur lopen en al schurende schade toe brengen.
-----------------------------------------------
HUIZER KOEDIJK NIET VAN GISTER
‘’Het schot en lot’’ van Erfgooiers
Huizen en Blaricum bang voor koeien.
Onder de Huizer Koedijk verstaat men den opgehoogden rand langs het Harde, die op de grens van Meent en dorp langs Huizen en Blaricum loopt.
Benoorden de Huizer dorpskern langs Wolfskamer en Magdalenabosch is deze van zoden opgetrokken dijk met een greppel aan de voet duidelijk te zien. Langs de oostkant der bebouwde Huizer kom is hij bijna uitgesleten, om ten zuiden van die kom langs de steenfabriek Rijsbergen en verder naar Blaricum weer duidelijk aan de dag te treden. Hier gaat de Koedijk als een Chineeschen muur in klein formaat het heuvelachtige terrein op en neer, volgend langs de houtrand verder naar het Blaricumsche hek.
Waarom diende deze dijk? Hadden de beide dorpen last van water? De Kroniek van Lustigh geeft hierop antwoord en wel door een geheel bijzondere omstandigheid. Hij vermeldt een request van 26 inwoners van Huizen en Blaricum, die aan de ’’Staten van Hollant en Westvrieslant” eind 1705 medewerking verzoeken om de Erfgooiersrechten te verkrijgen. Er is over dat request heel wat te doen geweest en de Buurmeesters der Gooische dorpen moester er namens de Erfgooiers aan de hogere instanties over “ dienen van advies”
- Nu hadden de 26 adressanten in hun request er van gerept, dat zij: “toch ook schot en tot zware ongelden moesten betalen” en daarmee hun recht op de Meent willen aantoonen.
- De buurmeesters antwoordden hierop in hun afwijzend advies: Eerstelijk zoo en kunnen de gezamenlijke Erfmannen van Goyland niet recht denken, wat terzake onze wederpartij door die woorden : schot en lot te kennenwillen geven, tenzij terzake, dat de Erfmannen dachten, dat die partij door dit schot en lot wouden te verstaan geven, dat zij tegenwoordig een slag in de nieuwe dijk te maken hebben en indien zij dit zoo willen verstaan, zoo antwoorden de gezamenlijke Erfmannen van Goyland daarop:
- Hoewel waar is, dat in den jare 1635 bij buurmeesters, schepenen en raden van Laren, Blaricum en Huijzen en bij toestemming van de Erfmannen in de voorzegde dorpen en bij consent en wille van burgemeester en schepenen van de steden Naarden , nadat bij hunlieden oculaire inspectie was genomen, zoo is bij dezelve Erfmannen goedgevonden en geordineerd te leggen en te maken achter de dorpen van Huijzen en Blaricum een nieuwe ringdijk, en dat wel ter oorzake om daarvoor voor te komen, dat ’’de beesten op de meent, niet meer in de voorzegde dorpen zouden komen te loopen, gelijk tevoren de beesten tot groot nadeel van de vruchten, wassende in de voorzegde dorpen, geschiedde en voornamelijk ook, om daardoor voor te komen, dat de Harde meent niet meer zoo wierd verstikt en geruïneerd gelijk daar geschiedde.
- en deze ringdijk gelegd zijnde, zoo is bij de gerechte van Huijzen dezelve dijk achter hun dorp gelegd, uitgedeeld bij slagen (gedeelten) aan haar inwonende Erfmeenthebbers te weten: die de meent jaarlijks met beesten beschaarden een heel en degenen, die ze niet beschaarden, een halve slag. En is dezelve te onder houden alzo geuseerd tot aan 1695 toe, als wanneer Jacob Philipsz buurmeester tot Huijzen, een vreemdeling van afkomst , geen recht tot gebruik der meent hebbende, met binnenin den jare 1695 goedgevonden heeft denzelven ringdijk bij slagen uit te deelen en zetten en de huizen in het dorp Huijzen te weten op de grootste huizen een slag van 29 voeten lengte en op de kleinste huizen een halve slag van 15 voeten, en dat heeft deze buurmeester Jacob Philipsz gedaan om de vreemdelingen , die in het dorp Huijzen woonden, en eigen huizen hadden, door het maken van een ontheffing en vrij te stellen van een schelling (30 cts) aan geld, genaamd metgeld, die anders de vreemdelingen met eigen huizen altijd moesten betalen voor het steken van vort- en putzoden op de harde meent, van welke 6 stuivers te betalen, de vreemdelingen met het invoeren van een slag aan de genoemden ringdijk vrij zijn en zekerlijk profiteeren deze vreemdelingen hierbij, want dit slag aan den voornoemde ringdijk kan men jaarlijks wel gemaakt en onderhouden krijgen voor 4 stuivers.
- Ik hebbe bevonden, dat in oude dagen aan geen een vreemdeling in Rijsbergen een dijk is gegeven geweest,
- En of die partij door dit schot en lot nog wouden te verstaan geven, dat degenen, die huizen hebben op het Huijzereind van het dorp nog een kleinen slag van 15 voeten lang moeten maken tot afschutting van de korenlanden, dat is al voor honderden van jaren op die gemelde huizen en kampjes uitgedeeld geweest, ja eerder voor eenig vreemdeling in het dorp van Huijzen een eigen woning of bouwland had, zodat hetzelve alsmede in hun kraam niet ter passe komt.
_________________________________
Bron:
Gecombineerde Gooische Bladen 25-06-1942
Laarder Bel 30-06-1942
____________________________________
Opmerking:
Tijdens de bezettingsjaren bleven veel kranten nog op redelijk formaat verschijnen. Vooral omdat er veel advertenties werden geplaatst. De krant vullen met echt nieuws was onmogelijk door de censuur. Buiten het verplichte Wehrmachtsbericht was er onvoldoende kopij. Om de krant gevuld te krijgen werden historische stukjes geplaatst.
De bezetter en de NSB gaven de voorkeur aan heemkunde en volkskunde. Bij de bezettingsinstanties was het geen probleem dat daar het schaarse papier aan werd opgeofferd. Het gevolg was, dat na de oorlog historische stukken jarenlang in de ban werden gedaan. Hetzelfde gold voor stamboomonderzoek. De Ariërverklaring was daar de schuld van.
________________________________________________
F.J.J. de Gooijer