De samenstelling van het bestuur tot 1795
Het bestuur van de Gooise dorpen werd tot 1795 uitgeoefend door schout, schepenen, buurmeesters en raden. De hoogste gezagdrager in de regio was de baljuw. Hij was de vertegenwoordiger van de Staten van Holland en West-Friesland. In de verschillende dorpen in de regio werd de baljuw vertegenwoordigd door een schout. De schout vervulde de volgende taken. Hij zat de vergaderingen van het dorpsbestuur voor. Hij was lid en voorzitter van het rechterlijk college van schout en schepenen, dat de civiele rechtszaken van de Hilversummers behandelde. Hij inde de boetes door het gerecht opgelegd. Ook was hij het hoofd van de plaatselijke politie. De benoeming als schout betekende dat door de benoemde een pachtsom moest worden betaald aan de baljuw. Dit wijst er op, dat de inkomsten uit het schoutambt niet gering waren. De bezoldiging voor de schout, die werd betaald door het dorpsbestuur was op zichzelf niet groot. De Hilversumse schout ontving jaarlijks een traktement van 100 guldens als beloning voor al zijn verrichtingen in de dorpszaken. De schout verkreeg zijn inkomsten voor een groter deel uit de bedragen die hij kon innen, volgens een vastgesteld tarief, voor het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van particulieren (men denke aan openbare veilingen, huwelijkssluitingen, deurwaarderswerkzaamheden etc.). De baljuw van Gooiland benoemde de schout naar welgevallen, dus zonder zich te hoeven storen aan de mening van het dorpsbestuur of het gerecht. Het lukte niet altijd om voldoende bekwame en eerlijke lieden te vinden, die zich met het ambt wilden belasten. Het feit dat voor de benoeming betaald moest worden, bracht ook het gevaar met zich dat de kandidaten het schoutambt slechts zagen als een middel om zich te verrijken. Het ambt werd dan ook nogal eens bekleed door personen die fraudeerden bij de inning van de dorpsbelastingen. Ieder jaar nomineerden de schout en de jongste buurmeester tien personen, waarvan er enkele tot schepen werden benoemd. Op dezelfde dag werden tevens de dorpsraden, gekozen.
Ook werd er een nieuwe buurmeester aangesteld voor een periode van twee jaar. De oudste (langstzittende) buurmeester trad namelijk af. Zijn plaats werd ingenomen door de jongste buurmeester. Hij kreeg daarmee het beheer over de dorpskas en moest hierover aan het einde van het rekeningjaar verantwoording afleggen ten overstaan van schout en schepenen. De oudste buurmeester werd ook wel rendant genoemd. De buurmeester vormde het dagelijks bestuur van het dorp.
( Eigen Perk Hilversum: HET DORPSBESTUURVAN HILVERSUM TIJDENS DE BATAAFSE REPUBLIEK 1795-1806) )
------------------------------
BUURMEESTER
BUURMEESTER, znw. m. Verg. mnd. brmester (LBBEN-WALTHER 70). Hetzij
buurrechter (zie ald.) of burengezworene; thans nog als historische term. Die Scholt ind Buermeesters mit die nabueren ... sullen moegen ... ordonnancie maicken enz., Geld. Placaatb. 1, 202 (a. 1556). De Scholten, Onderscholten en Buer-Richters of Buermeesters in desen Furstendom, Geld. Placaatb. 3, 370 (a. 1720).
Buurmeesteren, Schouten, en Regeerders van de Dorpen van Gooiland, HOOFT, Br. 1, 36 ; zie ook 1, 42 ; 1, 237 ; 1, 247 ).
Dat ... Persoonen van de Gereformeerde Religie tot Buurmeesteren en Scheepenen van Leusden worden aangestelt, Utr. Placaatb. 1, 404 b (a. 1706). Dat Hun Edel Groot Achtb. de tegenwoordige Poldermeesters aanmerken als vervangende ... de Buurmeesters en andere soortgelijke ambtenaren in de verschillende polders, Bijv. Stbl. 1838, n0. 30 (minder juist orden in een Besl. v. 29 Mei 1866, Stbl. 81 deze ambtenaars buurtmeester genoemd).
In Zuid-Nederland zeldzaam: zie een voorbeeld bij WEYDTS (45 ), gespeld
buermerstere (mv.?).
Bron: Groot Woordenboek der Nederlandse taal.
________________________________________________
“Dat in de uitspraak van 1403 naast de burgemeesters van Naarden vijf meentmeesters worden genoemd, wijst er mogelijk op, dat er naast de meente bij de stad, waarover de burgemeesters als meentmeesters optraden, bij vijf (Gooise) dorpen of buurschappen een meente was, elk onder een buurmeester. Dan zou de zesde meente te Bussum te zoeken zijn, dat in de acte van 1388, waarbij Naarden de bestemming van haar toegewezen slagen veen regelde, als medegerechtigde daarin vermeld wordt. Bussum, evenals toen nog Hilversum, Blaricum en Huizen, was nog lang een simpele buurschap, zonder dorpsbestuur”
Bron : De Vrankrijker Deel I 47.
__________________________________________________
DATA AKTEN MET EEN BLARICUMSE SCHOUT, SCHEPEN OF BUURMEESTER
In de akten worden meestal alleen de Schout en de Schepenen genoemd.
1562 Jan Coppen, zich noemende Jan Jacobs Schout
1581 Heynric Harmens soen, Buermeyster van Blarinchem [1]
1581 Jan Coppensen Buyrmeester tot Blarichem [2]
ca. 1706 Jan Michielsz, Buyrmeester tot Blaricum [3]
1677 Buyrmmeesteren Blaricum .. enz [4]
1706 B. Pietersz en H. Kornelisz, Schepen te Blaricum [5]
1804 Jan Harmensz de Jong en Hendrik Jansz Bakker [6]
23.01.1662 Anthonis Curijnes Buijrmr.t
09.12.1675 Marten van der Valck Schout
03.12.1676 Gerrit Duerkant Schout t/m
15.03.1696 Gerrit Duerkant Schout
xx.01.1706 Aaron Duerkant Schout
08.04.1709 Pieter Duerkant Schout
23.03.1716 Pieter Duerkant Schout
19.05.1716 Aaron Gerritsz Duerkant Schout t/m
27.01.1721 Aaron Gerritsz Duerkant Schout
10.03.1721 Gerrit Duerkant Schout t/m
28.01.1747 Gerrit Duerkant Schout
07.10.1754 Aaron Duerkant Schout t/m
08.08.1761 Aaron Duerkant Schout
xx.xx.1775 George Brachet Schout
22.01.1776 Dirk Hogeveen Schout
09.04.1802 Jacob Doets Schout
22.01.1776 Aaron Duurkant Schepen
06.04.1778 Aaron Duurkant Schepen
05.09.1796 Aaron Duurkant Schout
16.04.1734 Cornelis Willemsz Verwer 63 jaar oud buurmeester
24.09.1732 Cornelis Adriaansz (Koster en schoolmeester) buurmeester
24.09.1736 Cornelis Adriaansz buurmeester
03.06.1627 Cornelis Elbertsz buurmeester
13.01.1676 Willem Cornelisz buurmeester
1696 Jacob Sijmens buurmeester (tijdens de grote brand in Blaricum)
1708 bij de opstelling van de erfgooierslijst
1735 Cornelis Hendriks buurmeester
1796-1800 Aaron Duurkant schout
1800-1814 Jan de Jong President van de Municipaliteit van Blaricum
08.09.1811 Rut Koppen Maire te Blaricum
20.06.1813 Rut Koppen Maire-officier der Burgerlijke Stand dezer Gemeente
24.10.1816 Rut Koppen Burgemeester van Blaricum
05.04.1818 Rut Koppen Schout van Blaricum (een korte periode in het begin van de 19e eeuw, was SCHOUT de titel van een dorpsburgemeester)
tot 1844 Rut Koppen burgemeester van Blaricum
------------------------------------------------------------------
Voorlopige inventaris Gemeente Blaricum 1698 – 1926
Stukken van algemene aard:
Register houdende resoluties van schout, schepenen en buurmeesters 1698 – 1782
[Nergens wordt een buurmeesterboek vermeld]
-----------------------------------------------------
[Het zoeksysteem van de computer reageert niet altijd op het trefwoord ‘buurmeester’. Er is ook geen MAP buurmeester ]
Het is te ingewikkeld om buurmeesters uit eventuele akten op te sporen.
[1] Verslag – A. Perk 1842 : blz. XVII
[2] Verslag – A. Perk blz. XXXIII
[3] Verslag – A. Perk blz. XXXVII
[4] Verslag A. Perk blz. XL
[5] Verslag A. Perk blz. LII
[6] Verslag A.Perk blz. LXVI