- KLEINEN STELEN EN GROTEN STELEN -
Er is een oud gezegde: "Kleinen stelen en Groten stelen, Groten stelen het meest". Onderstaande gevangeneming en veroordeling is daar een goed voorbeeld van. De kleine dief Dirck Jansz Spilt ontsnapte aan de galg en kwam er af met een veroordeling tot geseling, brandmerken en verbanning.
De Huizer dorpsschout Killewigh, die Spilt arresteerde en liet martelen bleek later het dorp Huizen opgelicht te hebben voor enorme bedragen. Killewigh wist in de nacht met een deel van de buit te vluchten naar de vrijstad Vianen, waar het Hollandse gerecht geen bevoegdheid had. Tot zo ver de inleiding tot het wedervaren van Dirck Jansz Spilt.
Dirck Jansz Spilt was een kleine gelegenheidsdief. Bij zijn aanhouding en verhoor bleek hij nooit gewelddadig te zijn geweest. De 31 jarige vrijgezel Spilt woonde in het dorp Huizen. Op donderdag 4 augustus 1718 ging de Huizer dorpsschout Lambert Killewigh samen met zijn rakker Joost Vree op zoek naar genoemde Spilt. Ze grepen hem bij het hek van Goosen Reijrz en geboeid als een dief werd hij naar het schoutenhuis gebracht. Daar was reeds aanwezig de Naarder Schout Gerardus Gansneb genaamt Tengnagel, de hoogste justiele gezagsdrager in 't Gooi.
In aanwezigheid van twee Huizer Schepenen verhoorde de Naarder Schout de gevangene. Hij stelde Spilt de volgende vragen: Had hij vier pinkenhuiden gestolen uit de kuip van de Huizer Gerrit Comin en had hij deze in baarn verkocht? Had hij op een bleekveld in 's-Graveland een groot aantal kleren gestolen? Was hij aan de Vecht op de Buitenplaats Overnes van Arnoud Hinlopen geweest? Had hij daar linnengoed gestolen van het bleekveld?
Nadat Spilt deze drie diefstallen had bekend, werd hij begeleid door twee rakkers op de wagen van Gerrit Hendriksz Boom naar het stadhuis in Naarden gebracht. Voorlopig werd hij op de gijzelkamer gevangen gezet. Tijdens het verblijf van een week aldaar, legde hij geen verdere bekentenissen af. Het gevolg was een verzwaring van zijn detentie, die bestond in het opsluiten in het Jan Duijmen gat. Waarschijnlijk, de donkere en vochtige keldercel onder het stadhuis.
Terwijl Spilt daar zat, bedacht schout Killewigh martelmethoden om hem tot spreken te krijgen. De celstraf werd verzwaard door het in de ijzers of kettingen leggen van de gevangene. Om dit karweitje op te knappen had Killewigh een tweetal 'deskundigen' laten komen. Daaronder was een zekere Gerrit Duijm uit Blaricum en een ketelbouter uit Eemnes. Na drie weken van kwelling bekende Spilt nog enige diefstallen, die hij alleen of met anderen had begaan. Verder vertelde hij bijzonderheden over het verkopen van de buit.
De vier pinkenhuiden van Gerrit Comin had hij per paard naar Baarn gebracht en daar verkocht voor 3 gulden en enige stuivers. Het paard had hij buiten medeweten van de eigenaar van de erfgooier meent gehaald. Blijkbaar had hij het teruggebracht, want hij werd er niet van beschuldigd een paardendief te zijn. De gestolen kleren uit 's-Graveland en van Hinlopen had hij uit angst stilletjes teruggebracht.
Spilt had zijn strooptochten ook verlegd naar Waterland. Te Monnikkendam had hij in de herberg Het Vergulde Vat een tinnen pintje meegenomen. Aldaar maakte hij een schuit los en voer daarmee het water over, de vis aanboord nam hij mee. Vandaar ging hij naar Zuurwoude en stal uit een schuit een vaatje pekelharing.
Spilt bekende ook als heler opgetreden te zijn. Hoewel hij wist dat het gestolen goed uit Amersfoort afkomstig was, kocht hij van Gerrit bvan Loenen drie koperen ketels, een vijzel en een gewicht van een pond. Wederom 'leende' Spilt stiekem een paard van de Huizer meent en vervoerde zo de buit naar een koper in Eemnes. Zelfs het stelen van appels en peren werd hem ten laste gelegd.---In het vonnis werd vermeld dat de bekentenissen niet waren afgedwongen op de pijnbank. Over de kwellingen in de cel werd niet gesproken. Zoals gebruikelijk trad de Naarder Schout op als aanklager. Deze Gerardus Gansneb, genaamt Tengnagel was nogal ziekelijk sadistisch aangelegd. Ook bij voorgaande eisen tegen andere verdachten was dat tot uiting gekomen. Volgens de schout moest Spilt in het openbaar op het schavot opgehangen worden. Zijn goederen werdenverbeurd verklaard, zodat de schout een derde daarvan in zijn zak kon steken.
Het vonnis werd uitgesproken door de Naarder Schepenen. Gelukkig voor de te rechtstaande beschikten ze over een gezonder verstand. Mogelijk hadden de vrienden van Spilt met succes voor hem gepleit. Het vonnis was overigens niet mals. De veroordeelde werd in het openbaar op het schavot gegeseld. Hij kreeg 40 slagen met een roede van de knecht van de scherprechter. Naarden had de beul van Haarlem samen met zijn knechtje over laten komen. Aansluitend werd Spilt gebrandmerkt met het stadswapen van Naarden. Eerst werd gecontroleerd of het ijzer wel heet genoeg was. ( Nog steeds zijn de ingebrande afdrukken te zien op de houten lambrisering in het stadhuis)
Het overige vonnis luidde: Twintig jaar verbanning uit de gewesten Holland, Westvriesland en Zeeland. Onder het luiden van het stadhuisklokje werd Spilt tot buiten de Utrechtse Poort geleid. Hij werd afgeschoven naar het gewest Utrecht en moest zo snel mogelijk de Goois-Stichtse grens over. Indien hij onderdak vond bij kennissen in Eemnes, was er een kans dat zijn familie en vrienden hem daar konden opzoeken.
_____________________________
Naar transcriptie van F.J.J. de Gooijer _______________________________________________
Notaris Albertus Perk nam de volgende passages over uit een geschrift van Lambert Rijcksz Lustigh:
Killewigh, schout te Huizen, had weten te verkrijgen 16 huizen en 300 schepel boulant, eindelijk bedankende, toen hij op het punt stond bedankt te worden, maakte hij zoo veel hij kon ten gelde, kocht zijn burgerregt te Vianen en vertrok 's nachts met wagens en zijn beste inboedel derwaards veel schulden nalatende (tussen 20 a 30.000 Gld.) Hij verkocht ook boulant aan Ploos van Amstel bij 't Slot (Ruysdael) , die dat Slot had gekocht voor f 3300 van de wed. Blom, men verkocht voor purutors hetgeen hij achtergelaten had, ten belope van f 19.000 de 9 Sept. 1722, en daaronder 100 schepel boulant voor f 5.000, 100 dito voor f 2.500 en 50 dito voor f 800.
Van meubelen achtergelaten voor f 2.600.-, voorts gewas. Hij had wel zijn schulden kunnen betalen, maar bergde zich voorbedachtelijk met zijn gereed geld en beste waar binnen Vianen, doch werd er last gegeven, zoodra hij buiten de jurisdictie kwam, hem te vatten. Hij bekende zelf dat hij slechts 6000 aan geld te Vianen bij zich had, doch hij had zeker veel meer.
Lustigh noemde hem: die diefachtige roofvogel, schand en bankroet speelder. _______________________________________________________________ F.J.J. de Gooijer
______________________________________________
OPMERKING:
De Amsterdamse regent Jacob Bicker-Raye ((1732-1772) heeft een dik dagboek nagelaten. Wanneer er op de Amsterdamse Dam een openbare terechtstelling plaats vond, dan ging hij daar een kijkje nemen. Wat hij zag en hoorde schreef hij in zijn dagboek.
(Het hele dagboek is op het internet te lezen)
_______________________________________
http://gooijer.netfirms.com
http://gooijer,nl.jouwpagina.nl
http://gooiland.vijftigplusser.nl