PROMERS BASTION
Na afloop van de Frans-Duitse oorlog (1) bleek dat, in Nederland, de bestaande forten niet meer bestand waren tegen het ’verbeterde’ geschut en granaten. De vestingwerken van het stadje Naarden werden ook aangepast aan de nieuwe eisen van verdediging. Onder andere, werden in 1876 op het Bastion Promers de twee bomvrije gebouwen G en H geplaatst, die wij thans kennen als Kazerne Promers. Het voorgebouw G bestaat uit 24 vertrekken die aanvankelijk de bestemming hadden : Poortdoorgang, politiewacht en voor de rest logiesruimten, portalen en privaten. Tussen dit gebouw en het daarachter gelegen gebouw H loopt een 5 m brede, door ondersteuningsbogen afwisselend overwelfde gang, in het zuidwesten uitlopende in de lage flank. (2)
MOBILISATIE
Tijdens de mobilisatie van september 1939 tot mei 1940 lag er een onderdeel van het Nederlandse leger in de Promerskazerne. In principe was deze kazerne niet meer geschikt voor legering van militairen vanwege de vochtige en benauwde ruimten. Het Naardense garnizoensbureau kocht de voeding voor de militairen in Naarden. Mijn vader, Herman de Gooijer, was naast veehouder ook zuivelhandelaar en leverde melk en pap aan de keuken van de Promers. Met zijn motorbakfiets reed hij de hoofdpoort binnen en sloeg vervolgens linksaf naar de keuken. Vaak ging ik met hem mee en zo kwam ik als zes-jarig jongetje voor het eerst in de Promers. Ik hing in die tijd veel rond op het plein voor de kazerne en was goeie maatjes met het keukenpersoneel Eens hingen die uit de ramen en vroegen of ik bij mijn vader geen sigaren los kon krijgen. Ik rende naar huis en kreeg ze prompt. Mijn vader was zijn diensttijd tijdens de mobilisatie van 1914/18 nooit vergeten. Naar zijn zeggen: "De mooiste tijd van zijn leven". Daarom had hij wel iets over voor 'onze jongens'.
Kort na de overgave van het Nederlandse leger (15 mei 1940) stond het Promersplein vol met Nederlands legermaterieel, dat aan de Wehrmacht moest worden overgedragen. Het was een triest gezicht. De eerste Duitse bezetters werden gelegerd in de Weeshuiskazerne, later volgde ook legering in de Promers. Het Promersplein was altijd open en toegankelijk geweest voor de Naarders, maar nu meden zelfs de kinderen het plein. Eind 1944 was er een afdeling van het afweergeschut ondergebracht, in het algemeen oudere kerels.
HONGERWINTER
Eind 1944 begin 1945 heeft het Duitse leger van de Vesting een paardenlazaret gemaakt. Gewonde paarden worden hier opgelapt. Een aantal wordt in bruikleen gegeven aan de vestingboeren, waarvan de Duitsers de gezonde paarden gevorderd ( gestolen) hebben. Twee van deze oorlogsinvaliden staan in onze paardenstal. Deze patiënten worden regelmatig door een militaire veearts gekeurd. Ook oudere Oostenrijkse hospikken van het paardenvolk houden een oogje in het zeil. Ze komen bij ons niet verder dan het erf en de stal, maar toch raken we noodgedwongen met hen in contact. Ook met onze onderduiker Jaap van Dijk, die was ontsnapt uit het trein met dwangarbeiders opgepakt bij de Rotterdamse razzia van 11 november 1944. De soldaten hebben we wijsgemaakt dat hij een van de zevenhonderd evacues is, die in Naarden zijn ondergebracht Als HBS-er spreekt Jaap een aardig mondje Duits. Door zijn branie laat hij zich verleiden tot een dolle stap. Hij gaat met één van de soldaten, de oppasser van een officier, mee naar het hol van de leeuw, de Promerskazerne. Na 'sperrtijd' wordt hij weer thuisgebracht. Vol bravoure bluft hij, samen met de soldaat , nota bene naar de Engelse zender geluisterd te hebben. Na een wekenlang verblijf in Naarden verlangt Jaap naar huis. Via de illegaliteit wordt hij naar Rotterdam gebracht.
CAPITULATIE
Eind april 1945, vlak voor de capitulatie van het Duitse leger, verlaat het paardenvolk Naarden. Ook worden de boeren van Naarden gedwongen met hun paard en wagen allerlei materieel vanuit de Promers naar schuiten in de haven te brengen. Op de bok van iedere wagen zit naast de boer een Duitse soldaat. Als elf-jarige jongen sta ik dit op de Markstraat aan te zien. Ook mijn vader moet rijden, maar ik mag niet mee. Als er een mij onbekende boer met zijn wagen passeert, neem ik de kans waar. Ik probeer uit een groot net vol gasmaskerbussen een bus te pakken. Het lukt wel, omdat het een net van 'surrogaat' touw (papiertouw) is gemaakt. Als ik de bus in handen heb, klopt de vrouw van Nap de smid op de ramen. Grote schrik, met de bus in mijn hand vlucht ik via het tegenover liggende kerkpaadje naar huis. In de boerderij zoek ik een veilige bergplaats. Daarbij ga ik soms zeer dom te werk, mijn ouders wisten niet wat ik deed. Zo verstopte ik ooit een groot aantal scherpe patronen in onze hooiberg. Mijn vader bracht na de stalperiode afvalhooi naar de IJsselmeerkust en verbrandde het daar. Ook onze wasoven werd met afval gestookt. Gelukkig hebben de levensgevaarlijke patronen nooit tussen de verbrande rotzooi gezeten.
Hoewel er nog Duitsers in de Promers zitten, hoor ik van jongens dat er op de Promers het één en ander te halen valt. Ook ga een kijkje nemen op het bastion en zie veel jongens uit een schuurtje komen met gasmaskers, gasmaskerhouders en tassen. Ook ik neem armen vol spullen mee. Voordat ik bij de Lage Flank kom raap ik nog van alles op wat anderen hebben laten vallen. Als ik naar beneden in de Lage Flank spring, zie ik aan het andere einde twee personen staan. De één is een Duitse officier en de ander een burger. Ze roepen dat we alles moeten laten vallen. Ik frommel nog gauw een rubber masker onder mijn bloes. Zenuwachtig loopt ik langs de twee mannen, maar ze ontdekken niets.
CANADEZEN EN GEVANGENEN
Na de Duitsers komen de Frans Canadezen in de Promers. Het plein is vol met vooral jongeren en Canadese militairen. Er wordt veel aan ruilhandel gedaan om aan sigaretten te komen. Ik probeer tomaten te ruilen tegen sigaretten. Two tomato's, one cigarette.Begin 1946 verlaten ook de Canadese bevrijders Naarden. De Promers is even leeg. Met een aantal jongens kom ik via de wallen in de afgesloten kazerne.Binnen, achter de deuren van de hoofdpoort, vind ik een bos met grote sleutels.Ik neem ze mee en ontdek thuis dat ik onder andere ook de grote sleutel (18 cm lang) van de hoofdpoort heb.
De kazerne staat een korte tijd leeg. Een ideaal speelterrein. Groepen jongens zoeken wat van hun gading is. Alles wat los en vast zit wordt meegenomen of vernield. De grote schuur achter het garnizoensgebouw hebben de jongens al omver getrokken. De omwonenden zeggen dat de politie op komst is en pikken vervolgens het brandhout in. De grote houtenschuur in de lage flank wordt daarna onder handen genomen. Het schijnt een leuk spel te zijn om vanaf de nok de dakpannen kapot te gooien. Toezicht is er niet. Mijn vriendjes slepen goede planken en houten schotten aan en we bouwen ermee twee hutten op ons boerderij erf achter onze houten schuur.
Maart 1946 wordt op het plein een grote schutting gebouwd. Daarboven een prikkeldraad versperring. Men zegt dat in de Promers gevangen Nederlandse SS-ers worden ondergebracht. Het oude hang en sluitwerk zal toen wel vervangen zijn door veiligheidssloten.
Voordat van de kazerne een bandenopslagplaats (3) wordt gemaakt kwam ik er nog wel eens stiekem. Sinds het jaar 2000 kan ik er vrijelijk in en uit lopen.
_____________________________
(1) De Frans-Duitse oorlog (1870-1871) begon met de oorlogsverklaring van Napoleon III aan Pruisen. De Franse forten bleken niet bestand tegen het verbeterde geschut. De Franse nederlaag was het gevolg.
(2) Voor een plattegrond van de Promerskazerne zie het boek: Naarden 1350 - 1950 door C.A. de Bruijn en W.H. Schukking. blz. 115, afb. 9.]
(3) In het Stadsarchief van Naarden ligt een 'kopieboek' over de Promers. Bij een foto van de 'dakjes' boven de binnenstraat staat: gebouwd in 1952. Bij de 'verbouwde' en vergrote ingang staat 'voor 1952'. FdG neemt aan dat de dakjes uit hetzelfde jaar stammen als de vergroting van de hoofdpoort. I..v.m. de bandenopslag zijn zowel de dakjes als de poortvergroting ontstaan. Tijdens de restauratie in 2000 is de hoofdpoort weer in de oude staat teruggebracht.
(4) Na de restauratie wordt de Promers verhuurd aan de bekende Jan de Bouvrie. Hij belt mij persoonlijk op, want hij wil mijn sleutel gebruiken bij de opening. Ik wil de sleutel niet verkopen en hoor niets meer van hem. Voor de hoofdpoort laat ik zelf een foto maken met mijn sleutel wijzend naar het slot.
__________________________________________________
DE OMROEPER, JULI 1993, JRG. 6, NR.3 [PAG. 115/119](met aanvulling)
_______________________________________________
F.J.J. de Gooijer